Holla Advocaten verstrekt expertise over wet DBA

Vanaf 1 januari 2025 is het zover. Op dat moment gaat de Belastingdienst weer op de normale wijze handhaven op schijnzelfstandigheid. De afschaffing van het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 vaker controleert of zzp’ers wel écht zzp’ers zijn. Wanneer blijkt dat iemand niet als zzp’er werkzaam is, kunnen er naheffingen en boetes worden opgelegd. Deze veranderende wetgeving rondom de inhuur van zzp’ers binnen onze branche is je vast niet ontgaan. Meestersgilde biedt zowel zzp’er als opdrachtgever graag een helpende hand. Dit doen we in samenwerking met Mr. Boris Emmerig, partner bij Holla Legal & Tax. Lees hier het advies van Mr. Boris Emmerig aan zzp’ers en opdrachtgevers.

Handhaving wet DBA voor zzp’ers: wat betekent dit voor jou?

Hoewel de Belastingdienst zich richt op opdrachtgevers, kan de handhaving ook zzp’ers raken. Als er schijnzelfstandigheid wordt vastgesteld, kan de Belastingdienst controleren of zzp’ers hun inkomsten correct hebben opgegeven. Als inkomsten onterecht als winst uit onderneming zijn opgegeven, kan er alsnog belasting moeten worden bijbetaald, ook over de jaren voor 2025.
Daarnaast kan een opdrachtgever proberen om de verschuldigde loonheffingen op de zzp’er te verhalen. Vaak is dit contractueel vastgelegd. De zzp’er kan deze betaalde loonheffingen dan verrekenen met de inkomstenbelasting, zodat hij er financieel niet op achteruitgaat. Om schijnzelfstandigheid te vermijden, is het belangrijk dat zzp’ers zich als echte ondernemers gedragen.

Wat jij hieraan kunt doen:

  1.  Werk voor meerdere opdrachtgevers
  2. Zoek actief nieuwe klanten
  3. Bouw een goede reputatie op (bijvoorbeeld via een website of LinkedIn)
  4. Neem niet te lange opdrachten aan
  5. Draag geen bedrijfskleding van de opdrachtgever
  6. Zorg dat je goed verzekerd bent
  7. Zorg dat je investeert in jouw bedrijf

 

Handhaving wet DBA voor opdrachtgevers: wat zijn de gevolgen?

Vanaf 1 januari 2025 kan de Belastingdienst opdrachtgevers aansprakelijk stellen voor niet-betaalde loonbelasting en sociale premies, wanneer ze gebruikmaken van zelfstandigen die eigenlijk als werknemers beschouwd moeten worden (schijnzelfstandigheid).

Het aansprakelijk stellen geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025, maar niet voor eerdere jaren. Wanneer de Belastingdienst in 2030 schijnzelfstandigheid vaststelt, kan de opdrachtgever met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 worden aangeslagen. Gebeurt dit in 2031, dan kan de Belastingdienst naheffen tot 1 januari 2026.
Het bedrag van een mogelijke naheffing kan aanzienlijk zijn, afhankelijk van het aantal schijnzelfstandigen en de betalingen aan hen. Daarom is het belangrijk dat opdrachtgevers onderzoeken of er in hun organisatie sprake is van schijnzelfstandigheid. Dit kan aan de hand van criteria die door de Hoge Raad zijn opgesteld, zoals: de aard en duur van het werk, werktijden, de mate van inbedding in de organisatie, verplichtingen om persoonlijk werk uit te voeren, en of er sprake is van ondernemersrisico.

Over de duur van de werkzaamheden bestaan geen vaste regels. De Belastingdienst hanteert als richtlijn dat een zelfstandige niet meer dan 70 procent van zijn jaaromzet bij dezelfde opdrachtgever mag behalen. In tijd uitgedrukt betekent dit dat een arbeidsrelatie niet langer dan acht maanden per jaar mag duren. Duurt een opdracht langer dan een jaar en wordt er fulltime gewerkt, dan is het risico op schijnzelfstandigheid groot. Modelovereenkomsten hebben in bovenstaande criteria slechts beperkte waarde; de feitelijke situatie is doorslaggevend. Het is essentieel om deze criteria goed vast te leggen en te zorgen dat er geen onbedoelde overgang naar een arbeidsovereenkomst plaatsvindt.